Sedert de Reformatie in ca. 1620 zaten de katholieken van Almelo zonder pastoor en parochiekerk nadat de protestanten hen uit de Grote kerk – sinds 1299 de katholieke St. Gregorius en St. Martinus parochiekerk – hadden gezet. Tot aan de sluiting van het St. Catharinaklooster in 1665 werd de pastorale bediening door de rector verzorgd. Van 1665-1784 bezochten Almelose katholieken in het geheim religieuze bijeenkomsten in schuilkerken in de dorpen rondom Almelo.
In 1784 ging Sophia Carolina Florentina Gravin van Rechteren onder voorwaarden akkoord met de katholieke godsdienstuitoefening en gaf toestemming voor de bouw van een kerkhuis. De bouw van de nieuwe kerk werd van 1784 – 1788 voorbereid en gerealiseerd door de eerste (bouw)pastoor na de Reformatie Henricus Antonius Peese.
Het kerkhuis verrees op het huidige kerkplein evenwijdig aan de Boddenstraat zonder ramen en toren. Er mocht naar buiten toe geen ‘paepsche stoutigheden’ zoals brandende kaarsjes, Latijnse gezangen en orgelmuziek te bemerken zijn.
Door de toename van de katholieke bevolking werd de bestaande kerk te klein. In 1894 start er een geldinzameling voor een nieuwe kerk. In 1900 maakte architect Wolter te Riele uit Deventer een ontwerp voor een statige neogotiek kerk pal ten noorden van de oude kerk. De aanbesteding werd in 1901 gegund aan aannemer ‘Baas’ Spoor uit Almelo voor ƒ 87.000.
Op 30 april 1901 – het feest van de H. Georgius – werd de officiële eerste steen gelegd. Bij de ingebruikname van de nieuwe Georgiuskerk in 1902 hield Dr. Schaepman de feestpredicatie.
Het kerkgebouw is o.a. in 1958 en 2009 gerestaureerd. In 2009 werd de kerk door paus Benedictus XVI ter gelegenheid van het 225-jarig bestaan van de parochie verheven tot ‘basilica minor’ (= basiliek, eretitel voor een RK kerk).